-
1 calculate
v. berekenen; schatten; plannen; geloven; overschatten[ kælkjoeleet]II 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden: -
2 put out
put out♦voorbeelden:put out to sea • zee kiezenII 〈 overgankelijk werkwoord〉2 aanwenden ⇒ inzetten, gebruiken3 uitdoen ⇒ (uit)doven, blussen4 verdoven ⇒ bewusteloos maken/slaan5 van zijn stuk brengen ⇒ verontrusten, irriteren♦voorbeelden:put one's tongue out • zijn tong uitsteken3 put out the fire/light • het vuur/licht doven8 the calculations may have been put out by one percent • er kan een afwijking van een percent in de berekeningen geslopen zijnput out an official statement • een communiqué uitgeven -
3 sum
n. bedrag; berekening; totaal--------v. samenvatten, resumeren, optellen[ sum]1 som ⇒ totaal, geheel3 (reken)som ⇒ berekening, optelling4 samenvatting ⇒ kern, strekking♦voorbeelden:good at sums • goed in rekenen -
4 dead reckoning
n. navigatie door berekening; methode voor vaststellen van positie van een schip of vliegtuig door een schets van zijn koers te maken en de snelheid van een van tevoren bekende positie
Перевод: с английского на нидерландский
с нидерландского на английский- С нидерландского на:
- Английский
- С английского на:
- Нидерландский